In september 2015 ben ik begonnen aan de lerarenopleiding Nederlands, tweedegraads, aan de Hogeschool van Amsterdam. Een belangrijk onderdeel van de lerarenopleiding is het werkplekleren, ofwel: de stage. Dat begint al in het eerste jaar; studenten moeten immers snel kunnen bepalen of zij wel de goede beroepskeuze hebben gemaakt. Het is dan wel handig als ze ook al enige leservaring hebben opgedaan.

Mijn eerstejaarsstage liep ik bij de Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB). Gedurende drie maanden gaf ik een keer per week les aan een heterogene klas in het tweede jaar – van vmbo-kader tot en met vwo. Mijn allereerste les verliep, gelukkig, vrij goed. OK, de leerlingen praatten soms door elkaar en door mij heen, de introductie in de beginkring (op de OSB start en eindigt elke les in de kring) duurde te lang waardoor er minder zelfwerktijd was, en ik vergat het huiswerk voor de volgende week op te geven. Maar de les verliep niet rampzalig, en dat was wel waar ik me stiekem op had ingesteld, voor de zekerheid.

Ik nam me iedere keer voor mijn volgende les beter te doen dan de vorige en probeerde daarbij ook de feedback van mijn docentbegeleider en de studiegenoot met wie ik samen stage liep, te verwerken. Dat lukte telkens ten dele: de ene keer was mijn instructie wel duidelijker, maar hield ik te weinig tijd over voor de eindkring; de andere keer werkten de leerlingen in de zelfwerkfase goed door, maar liet ik me in de kring afleiden door het storende gedrag van een paar leerlingen.

Dat kabbelde zo twee maanden voort. Totdat ik mijn achtste les gaf en de boel plots uit de hand liep. Er was een gast aanwezig die mijn les kwam observeren, omdat ik haar lesprogramma gebruikte. De lesopzet was anders dan in de andere weken en ik had een zeer strakke tijdsindeling, waar ik me zelf ook wat gestrest over voelde omdat ik bang was dat we niet alles zouden kunnen behandelen. Dat bleek ook niet te lukken.

Mijn uitleg duurde te lang, waardoor sommige leerlingen zich gingen vervelen en door mij en elkaar heen gingen praten. De opdracht bij een filmpje dat ik had laten zien, was onduidelijk en die kortte ik halverwege ook in, zodat ik nog tijd had voor de andere lesonderdelen. De gast nam een paar keer de uitleg van mij over, wat ik toeliet, maar waardoor eigenlijk nog meer onrust ontstond: de leerlingen hadden nu opeens twee leraren. Voor het hoofdonderdeel van het lesprogramma was eigenlijk te weinig tijd en in de eindkring kregen twee jongens zelfs mot en moest ik tussenbeide komen.

Bij wijze van evaluatie ging mijn gast het gesprek aan met mijn leerlingen: ze vroeg wat ze niet leuk vonden aan de les en wat er beter had gekund en daarop kreeg ze goede, eerlijke feedback van de leerlingen. Ik liet het gaan. Liever was ik zelf het gesprek met de leerlingen aangegaan en had ik de les zelf goed afgerond, maar dat deed ik niet. Zelfs het handen schudden, wat ik normaal aan begin en eind van de les doe, sloeg ik over.

Leren is confronterend

Na deze les baalde ik enorm. Ik had niet één les verknoeid, maar twee lessen: namelijk een les Nederlands en een proefles in het lesprogramma van onze gast. Ik had mijn leerlingen over me heen laten lopen en had laten zien dat ik mijn les uit handen gaf.
Achteraf zie ik echter in dat dit juist de meest leerzame les was van alle lessen die ik heb gegeven. Ik heb geleerd dat het ongelooflijk belangrijk is zeker te zijn van jezelf, te allen tijde de docent te blijven en niet de les door iemand over te laten nemen. Ik heb geleerd dat ik niet koste wat kost het lesplan moet aanhouden maar vooral moet zorgen dat de leerlingen meedoen.
Ik heb geleerd dat leerlingen verkeerd kunnen reageren op plotselinge veranderingen (een veranderde lesopzet, een andere persoon voor of in de klas): ook al vinden ze de reguliere lesopbouw zelf saai, het geeft ze wel houvast.
Ook trok ik een ietwat dramatische conclusie: als ik mezelf ben (namelijk: te lief en niet streng genoeg), ben ik kennelijk geen goede docent.

Deze ervaring deed me echt even twijfelen aan mijn keuze om docent te worden. Lesgeven is een stuk zwaarder dan werken in een organisatie met uitsluitend volwassenen, hoe hoog de werkdruk daar ook kan zijn. Het besef dat dit vaker kan voorkomen, had een reden kunnen zijn om te stoppen met de opleiding. Maar dat wilde ik niet. Alleen maar omdat iets moeilijk is, ermee kappen? Nee, een confrontatie – zo’n confrontatie, met jezelf – moet je juist aangaan. Het was maar één les die niet ging als bedoeld. Bovendien: docent zijn, is ook supermooi. Lesgeven, met jonge mensen werken, ze zien groeien. En zelf leren.

En dat is wat ik deze les heb gedaan: echt geleerd. Na deze les kon ik de feedback die ik al in de weken ervoor had ontvangen, pas echt plaatsen. Keer op keer had ik te horen gekregen dat ik te lief was, dat ik strenger moest zijn. Iedere keer dacht ik dat ik dat deed en vond ik mezelf ook strenger. Deze les was een eye opener: anderen zien mij anders dan ik mijzelf.

Dat ik echt heb geleerd, blijkt ook uit het feit dat het na deze les niet slechts een voornemen was om strenger te zijn, maar dat het daadwerkelijk lukte een andere houding aan te nemen. Ik paste de theoretische kennis die ik tot dan toe had opgedaan toe in de praktijk, zette deze om in ervaringen. De lessen erna kapte ik geklets sneller af, negeerde ik stoorzenders vaker en gaf ik meer positieve aandacht aan de leerlingen die wel meededen. Met resultaat: zowel mijn docentbegeleider als ikzelf merkten dat de volgende lessen beter verliepen.

Aardig streng zijn

Er zat wel een keerzijde aan die andere houding: ik vond die lessen zelf minder leuk en ik vond mezelf tijdens die lessen minder leuk. Ik wil een goede docent zijn voor mijn leerlingen en tegelijk lol hebben in mijn werk, er relaxed onder blijven.

Van de leerlingen kreeg ik terug dat zij dat ook graag zien. Aan het eind van mijn eerste stage vroeg ik mijn klas mij feedback te geven: wat moet ik volgend jaar bij andere klassen anders, beter doen? Een leerling zei dat ik wat strenger moest zijn en ik zag een aantal leerlingen instemmend knikken. Een andere leerling antwoordde: “Blijf gezellig, gewoon: gezellig”.

Dat deed me goed, het bevestigde de klik die ik wel meende te voelen met deze klas. En het sterkt me in mijn streven om een betere balans te vinden tussen streng zijn en prettig contact met de leerlingen hebben: want wat ik wil, is aardig streng zijn. De vraag is nog wel hoe ik dat voor elkaar boks?
In ieder geval door door te gaan: meer kilometers maken, veel oefenen, veel advies te vragen van collegadocenten, nog een paar keer te vallen (maar niet te vaak) en dan weer op te staan. Want lesgeven mag dan een stuk moeilijker zijn dan het lijkt, het is vooral ook supermooi.

Een dramatische les

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *