Een poosje terug ben ik begonnen aan mijn derde stage als docent Nederlands, bij de Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) in Amsterdam. Na twee stages in de onderbouw te hebben gevolgd, loop ik nu mee met twee derde klassen en twee vierde klassen in het vmbo. Ik kies er bewust voor om in het (voorbereidend) beroepsonderwijs te werken. Daar zitten leerlingen die het hardst goede docenten nodig hebben. Begrijp me niet verkeerd: ik vind dat iedereen de beste docenten verdient, maar denk dat er veel leerlingen zijn die ook uit zichzelf wel goed kunnen leren en/of kansen krijgen en benutten. Ik wil er graag zijn voor de leerlingen voor wie dat minder vanzelfsprekend is.
(O, en: ik zeg niet dat ik een goede docent ben. Wel dat ik mijn best doe er een te worden).

Tijdens mijn vorige stages heb ik ervaren dat leerlingen het fijn vinden om te weten wie ze voor zich hebben. Logisch, want – ook al ben ik stagiaire – ik geef wel gewoon opdrachten en beoordelingen en praat tijdens rapportvergaderingen mee over hun ontwikkeling. Dan is niet gek dat ze willen weten wat voor vlees ze in de kuip hebben.

Ik begon mijn eerste lessen met een korte introductie over mezelf en vertelde daarin wat voor werk ik had gedaan voordat ik voor de lerarenopleiding koos. Dat ik, onder andere, projectleider ben geweest bij een ontwikkelingsorganisatie (Oxfam Novib) en bij een programma dat werkte in opdracht van het ministerie van OCW (School aan Zet), en dat ik directeur was geweest bij Nieuws in de klas. Die projectleidersfuncties, dat zei hen niet zo veel, leek het. Maar directeur, dat sprak tot de verbeelding.  Alleen, dat ik ervoor heb gekozen om nu leraar te worden, dat deed de wenkbrauwen fronsen.

In een van de vierde klassen vroeg een meisje waarom ik niet directeur was gebleven: “Leraren verdienen toch niets?”
“Ja, en als directeur ben je de baas. Dat is veel leuker, toch?” viel een andere leerling haar bij.
Ik vertelde dat ik inderdaad best aardig verdiende als directeur, en dat het werk ook veel leuke kanten had. Maar dat ik vaak ook zoveel met de organisatie bezig was, dat ik daardoor minder tijd had met de inhoud aan de slag gaan. Dat was duidelijk een te vaag antwoord.

Ik voegde toe dat ik liever met jonge mensen werkte dan dat ik begrotingen en jaarverslagen moest schrijven. Dat antwoord begrepen de leerlingen wel, al konden ze zich mijn keuze niet voorstellen: “Geld verdienen is toch fijn? Dan kun je veel leuke dingen doen.” Ik: “Ik vind het belangrijk dat het werk dat ik doe ook leuk is.”
“Maar lesgeven is toch helemaal niet leuk? Leerlingen zijn vervelend,” verzuchtte een jongen.
Die opmerking kwam wel even binnen. Er sprak tegelijkertijd een soort medelijden met leraren uit en ook zelfminachting: waarom zouden jullie überhaupt moeite voor ons doen?
Ik antwoordde dat ik leerlingen wél leuk vind, en lesgeven ook. Dat ik graag werk doe dat waardevol is, dat ertoe doet. Dat ik jonge mensen wil helpen om de taal te beheersen, zodat ze kunnen meekomen in de samenleving.

Aan hun gezichtsuitdrukkingen las ik af dat ze mij wel OK vonden. OK en een beetje raar. Geen heel slecht begin, dacht ik.
De leerlingen leerden mij (weer): dat ik ze moet laten voelen dat ze er mogen zijn. Dat ik moet laten merken dat ik niet vind dat ze vervelend zijn, ook als ik streng reageer wanneer ze vervelend doen.
Ze brachten me ook op het idee voor een les: een volgende keer ga ik het gesprek met leerlingen aan over beeldvorming en de status en waardering van beroepen.

Ja, leraren zouden meer moeten verdienen dan nu, zoals ook de collega’s uit het po betogen. Het werk is zwaar genoeg, de (maatschappelijke) verantwoordelijkheid enorm en er wordt een hoge mate van professionaliteit gevraagd. Toch zou ik het ook mooi vinden als leerlingen hun leraren waarderen niet om hoeveel wij verdienen, maar om hoeveel wij in leerlingen investeren. Als ze zich wel kunnen voorstellen waarom iemand leraar wil zijn, en misschien zelf wel leraar willen worden. Stel je eens voor.

Leraar, stel je voor!
Getagd op:            

4 gedachten over “Leraar, stel je voor!

  • 1 mei 2017 om 18:33
    Permalink

    Leuk stuk!
    Maar ik vind wel dat alle leerlingen een goede leraar nodig hebben, niveau zou niet uit mogen maken.
    Als oud vmbo’er had ik de goede docent wellicht harder nodig, dan iemand op het vwo, maar iedereen heeft recht op een goede docent.
    Wij zijn er namelijk niet alleen maar om leerlingen dingen te leren want, zoals je al zegt, er zijn genoeg leerlingen die dat uit zichzelf prima kunnen.
    Maar wij zijn er juist ook om leerlingen te inspireren en motiveren en ze te leren het beste uit zichzelf te halen, ongeacht niveau.

    Beantwoorden
  • 2 mei 2017 om 13:57
    Permalink

    Leuk om te lezen! En weet zeker dat je een goede lerares wordt!

    Beantwoorden
  • 11 mei 2017 om 13:56
    Permalink

    Heel waardevol Fifi en herkenbaar! Als je met leerlingen doorpraat en ze serieus neemt, kom je ook verder dan de eenvoudige gedachte dat geld verdienen het belangrijkste lijkt te zijn.

    Beantwoorden

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *