
Nepnieuws is hot, ook in het onderwijs. Vooral lespakketten en gastlessen die leerlingen leren nepnieuws te herkennen door het zelf te maken, lijken populair. Zonde, want zo leren leerlingen juist hoe het niet moet.
Wat wel werkt? Vergelijken, analyseren, het nieuws volgen. Verschillende nieuwsbronnen gebruiken en de bronnen die journalisten aanhalen checken. Hieronder beschrijf ik een opdracht die ik met niveau 3 klassen in het mbo (leeftijd gemiddeld 18 jaar) heb gedaan en die zich goed laat omzetten naar verschillende niveaus in het voortgezet onderwijs.
De bronnenbingo
Als je nepnieuws wilt herkennen, moet je nieuws herkennen en kunnen beoordelen. Eén manier om je te bekwamen in het beoordelen van nieuwsberichten, is door te checken welke bronnen hoe worden aangehaald.
Ik maakte een lesopdracht gebaseerd op een bestaande opdracht van de stichting Nieuws in de klas (waar ik zelf ooit werkte en nog steeds fan van ben). Deze heb ik in een aantal opzichten bewerkt om hem goed in mijn lessen te kunnen inpassen. In de versie van Nieuws in de klas moeten leerlingen in een half uur tijd verschillende berichten lezen en daarin verschillende bronnen vinden. Om dat goed te kunnen, is enige bekendheid met het fenomeen krant nodig. Dat geldt voor mijn studenten niet: de meesten volgen het nieuws wel, maar voornamelijk via AT5 of RTLNieuws (en dan meestal via de apps op hun telefoon), of CrimeSite – en dergelijke nieuwssites lezen heel anders dan kranten.
Bovendien is een krant dermate rijk gevuld dat het nog best lastig is aan de opdracht te voldoen: niet alle nieuwsberichten benoemen letterlijk dat ze een bron aanhalen. Voor onervaren lezers is het lastig om in een artikel een geciteerd rapport of een geïnterviewde getuige ook meteen als bron te herkennen, zelfs als je aan het begin van de les al wel hebt gesproken over rapporten en getuigen. Daar komt bij dat veel algemene nieuwsbegrippen die in kranten voorkomen, drempels opwerpen; journalistieke taal is een taal apart (daarover later meer).
Ezelsbruggetje
Om de opdracht beter te laten aansluiten op mijn klassen, heb ik ervoor gekozen om zelf een artikel uit te zoeken en om een ezelsbruggetje te bedenken. Een voordeel van een zelf geselecteerde tekst (t.o.v. de leerlingen zelf vrij te laten bladeren/surfen) is dat iedereen met dezelfde informatie moet werken en dus evenveel kans heeft om bingo te scoren.
Daarnaast had ik als doel dat studenten ook na deze les, over een half jaar en een jaar, nog weten welke verschillende bronnen er zijn, waarom het belangrijk is die te kunnen herkennen en hoe ze die (en dus ook het nieuwsbericht) kunnen beoordelen. Ik bedacht het volgende ezelsbruggetje: de letters b, i, n, g en o zijn afkortingen voor de verschillende bronnen die je kunt tegenkomen in nieuwsartikelen, te weten
B = Betrokkenen (personen die in het artikel of de reportage aan het woord komen)
I = Instanties of organisaties
N = Naam van de schrijver van het artikel of de maker van de reportage
G = Geografische aanduiding (locatie, plek, gebied, stad, land)
O = Overige publicaties of programma’s *)
Je ziet dat ik mezelf wat vrijheid heb gegund om termen een beetje breed te interpreteren. Het liefst had ik de term publicatie gebruikt, maar ja, de P komt niet voor in bingo. Door de O voor ‘overige publicaties’ te gebruiken, kon ik die letter niet meer hanteren voor organisaties, dus koos ik de i van instanties – met de vermelding dat het daarbij ook om organisaties mag gaan.
Dubbele succeservaring
Om mijn studenten alle soorten bronnen te laten herkennen, moesten al die bronnen wel in het artikel voorkomen. Ik vond een artikel in Trouw dat omgerekend twee A4-tjes besloeg. In eerste instantie leverde dat protest op: “Juf! Wat laat u ons veel lezen!” Maar ik zei dat ze, om veel te leren, nu ook eenmaal veel moeten lezen. En OK, ik had een beloning in het verschiet. De opdracht telde mee voor het eindcijfer en wie als eerste een correcte bingo had, zou een bonuspunt verdienen. Dat hoefde ik maar een keer te zeggen.
Toch verliep het herkennen van bronnen niet bij iedereen altijd soepel. Vooral de onderzoekspublicatie bleek lastig vindbaar. De O is de laatste bron in het rijtje BINGO, terwijl de publicatie waarnaar werd verwezen juist aan het begin van het artikel stond. Het betrof een internationaal wetenschappelijk tijdschrift waarvan mijn studenten niet meteen doorhadden dat dit een publicatie betrof.
Desondanks werd in elke klas ‘Bingo!’ uitgeroepen en kon ik – na controle uiteraard – de felbegeerde bonuspunten uitdelen. Nog mooier: de rest van de klas bleef doorlezen om ook alle antwoorden te noteren. Zelfs wie in eerste instantie niet geloofde dat alle bronnen echt in het artikel voorkwamen, omdat ze die zelf niet konden vinden, was nu gemotiveerd om door te zoeken. Mijn doel voor die les was behaald: alle studenten hebben alle bronnen herkend en de opdracht voltooid.
Nepnieuws en echt nieuws onderscheiden?
In de volgende les wisten mijn studenten – geholpen door het ezelsbruggetje – alle bronnen op te noemen. Ik liet ze toen naar dezelfde soorten bronnen zoeken in een nepnieuwsbericht van De Speld. Ze kwamen erachter dat niet alle soorten daarin voorkwamen, maar ook dat de bronnen die er wel in stonden, op zijn minst dubieus waren; De Speld had bewust verwezen naar verkeerde of niet-relevante websites. Zo kon ik een start maken met de bespreking van de verschillen tussen echt en nepnieuws.
Helaas kwam ik niet toe aan mijn andere doel: een uitgebreide inhoudelijke bespreking van de gelezen tekst. Ik gaf de lessen aan het einde van de lesperiode (vanwege stages wordt mijn vak niet het gehele jaar aangeboden) en wilde in de allerlaatste lessen nog gelegenheid geven om opdrachten in te halen en terug te blikken op het jaar.
Maar, zoals gezegd, dit is een start. Mijn studenten hebben nu succesvol verschillende soorten bronnen in een artikel aangewezen, maar ze hebben die nog niet allemaal gecontroleerd. Wil ik dat studenten het belang inzien van bronnen checken en dat ze weten hoe zij bronnen zelf kunnen beoordelen, dan moet ik ze vaker en op verschillende manieren met (nieuws)bronnen laten werken en ook inhoudelijk de gelezen teksten bespreken. Dat is, volgens mij, een eerste stap om nepnieuws van echt te onderscheiden. Vervolgstappen zijn: de 5w1h-vragen op verschillende niveaus analyseren (met de nadruk op Wie zegt Wat Waar Wanneer Waarom en Hoe), journalistieke werkwijzen vergelijken en kennis vergroten over politieke en maatschappelijke onderwerpen.
Dat staat allemaal op de rit voor het volgende schooljaar. Dan eindig ik niet met deze stof, maar start ik met een module Informatievaardigheden, zodat ik gedurende het jaar ook geregeld op de opgedane kennis en vaardigheden kan terugkomen. Daar heb ik nu al zin in.
Ben je benieuwd naar de lesopdracht zoals ik die in mijn lessen heb gebruikt, wil je tips hoe je deze kunt omzetten naar andere niveaus, of heb je zelf suggesties? Plaats dan hieronder je reactie.
Voor de vervolgopdracht over het beoordelen van bronnen, lees de blog De bronnen de baas.
*) In een eerdere versie van deze blog stond de O voor ‘onderzoekspublicaties en beleidsdocumenten’. Tijdens latere lessen merkte ik dat het beter werkte om dit breder te trekken naar ‘overige publicaties en programma’s’.
Wat een goed idee!
Super leuke en belangrijke les! Zou ik heel graag willen gebruiken voor mijn stage.
Dank je wel, leuk lesidee!
Hoi, leuke opdracht! Ben zelf ook bezig met bronnen herkennen enkritisch lezen, dus ik zou deze opdracht graag willen uitvoeren.
Wat een goed idee! Zou je me de lesopdracht ook willen doen toekomen?
Wat een leuke, leerzame les. Ben benieuwd hoe je deze les eventueel zou kunnen inzetten op het vmbo.
Dank voor de enthousiaste reacties. De opdracht zelf, met tips om te differentiëren naar niveau, zal ik op later moment toevoegen.
Wat een leuk idee! Ik zou de les graag van je willen ontvangen.
Groet,
Yolanda
Zo belangrijk, dit onderwerp, Fifi. Goed dat je je kennis en ervaring wilt delen.
Zou je me de lesopdracht willen mailen?
Mooi lesidee!
Klinkt goed! Ik zou de lesopdracht graag een keer gebruiken.
Leuke les! Wil ik graag voor mijn stage gebruiken.